Het zal wel, met die Martin Bosma als Kamervoorzitter en zijn omstreden optredens bij de Dodenherdenking en Keti Koti. Wat pas écht erg is, zijn de gedichten die hij voorafgaand de plenaire vergadering voorleest. Als ik die video’s daarvan langs zie komen moet ik op een stuk isolatiemateriaal kauwen tot ik weer rustig genoeg ben om een paar zinnen te schrijven. Voor dit stuk had ik ongeveer twee vierkante meter steenwol nodig. 

Het begint er al mee dat Bosma eruitziet als een zilverui die te lang op ‘t zuur heeft gelegen, en eigenlijk ook ongeveer zo praat. Ik weet niet hoe het zou klinken als een stuk ingelegde groente poëzie probeert voor te dragen, maar ik ben er redelijk zeker van dat het niet slechter kan zijn dan hoe Bosma het doet: als een dyslectisch kind uit groep zeven. Bovendien is de ingelegde zilverui een trots onderdeel van de Amsterdams-joodse geschiedenis en dat kan niemand over Martin Bosma beweren.

Er waren ook nog de massa’s mensen die als neergeknuppelde zeehonden zaten te klappen toen Bosma dit voorleesgebruik begon als Kamervoorzitter, vaak gepaard met commentaren waarin het woord ‘leuk’ voorkwam. Ik zou het ook leuk vinden als er een seksorgie gehouden wordt voorafgaand aan elke Kamervergadering, maar ik betwijfel of dat veel met politiek te maken heeft of dat het de debatten verbetert. Die dingen doen de gedichten van Bosma ook niet, maar een orgie kijken is een stuk minder saai dan het luisteren naar een bronstige zeeolifant van een Kamervoorzitter. 

Kamervoorzitter, wat is dat eigenlijk voor een onzinfunctie? Het is een soort volwassen versie van de voorzitter van een debatclub. Met andere woorden: een kankernerd. Debatclubs worden opgericht en bijgewoond door mensen zonder een greintje innerlijk leven. Dit zijn mensen die de hele dag niets liever doen dan over regels nadenken en interpretaties van regels, en dan is de voorzitter degene die gaat over de regels van de mensen die over regels debatteren. Ik heb nog meer respect voor Dungeons&Dragons Dungeon Masters en dat zijn in de regel maagden.

In plaats van een stel andere maagden begeleidt Bosma in zijn dagelijks leven het debat tussen een aantal spirituele maagden en hij leest dus daar als een soort opwarmer een gedicht voor. Dat is ook meteen mijn grootste probleem met het voorlezen van een gedicht in de Tweede Kamer: het gaat helemaal niet om het gedicht. Er volgt niet een soort discussie over het voorgelezen gedicht, de Kamer gaat over op het voorstel 272a inzake de bomenkap langs de rijksweg in Hoogeveen. De poëzie is hier een vorm van enscenering, maar niet meer dan dat. Het is puur esthetiek en esthetiek als politiek, daar had iemand als Benjamin wel een mening over. Een jood, natuurlijk, dus waarschijnlijk geen bekend leesvoer voor Bosma. 

Niet dat alles goed zou zijn als er wél een halfuur besteed zou worden aan een rondvraag ‘interpretaties van voorgelezen gedicht’, maar ik wil er wel graag op wijzen dat de onderwijzers op de katholieke basisschool ook vaak begonnen met een gedicht en dan wél stilstonden bij wat we er van vonden. Het was niets hoogstaands, zelfs geen psalmen, maar éven stilstaan bij de reactie op dat kutjong Dikkertje Dap was een stuk beter dan helemaal niet stilstaan. Toch een beetje Bildung naast het van bil gaan met de meester.

Nu het over Annie M.G. Schmidt gaat: dat was één van de voorgelezen gedichten. De Tweede Kamerleden en hun voorzitter halen hetzelfde niveau als een groep drie-juf. Over de rest van de gedichten heb ik ook geen goed woord te zeggen. Een allegaartje van gedichten uit de twintigste eeuw, dat niet zou misstaan in een bloemlezing. Het zou mij niets verbazen als de poëziekast van Bosma bestaat uit één exemplaar van Domweg gelukkig, in de Dapperstraat, de bundel samengesteld door Aarts en Etten. De dichters die hun opwachting maken in de Kamer zijn mensen als Achterberg, Komrij en Campert, natuurlijk – Campert ook nog eens met dat enorme kutgedicht Credo, absolute nietszeggende kutbende, God, wat haat ik Campert. Iets opvallender zijn de keuzes voor politici zoals Troelstra (deze voordracht valt in dezelfde categorie als Hiddema die een speech begon met ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ (het vaakst verkeerd geciteerde vers uit de Nederlandse poëziegeschiedenis)) en Jan Marijnissen. Ja, die kale politicus van de SP, waarover Bosma zei: ‘Heeft Jan Marijnissen gedichten geschreven? Niet echt, maar er is een heel mooi boekje geschreven een jaar of twintig geleden door iemand die allerlei teksten uit de Tweede Kamer heeft opgeschreven die een zeker poëtisch gehalte hadden. Zo is daar ook deze mooie tekst van Jan Marijnissen in terechtgekomen.’ Het zogeheten gedicht van Marijnissen is natuurlijk van erbarmelijke kwaliteit, maar ik had kunnen weten dat er uit een worstenbroodjespartijlid geen behoorlijke poëzie had kunnen voortkomen. 

Ik ben het gewoon helemaal zat, dat gekoketteer met poëzie door mensen die helemaal geen flikker geven om poëzie behalve als ze iets voor moeten lezen bij een begrafenis en geen inspiratie hebben om zelf hun emoties op een enigszins originele wijze op te schrijven. Mag poëzie dan alleen gewaardeerd worden door mensen die diepongelukkig zijn? Ja, maar laten we maar beginnen met het wegnemen van de poëzie bij de Kamervoorzitter die nog niet het verschil tussen een trochee en een spondee kan uitleggen.​​ Ik zou willen zeggen dat ik Bosma wil weghouden bij elke vorm van literatuur, maar dat is eigenlijk geen moeite, want deze halfrotte-tomatenkop weet sneller te vertellen waar Rhodesië ligt dan de dichtstbijzijnde boekhandel. Wees gewoon een behoorlijke fascist en koketteer met Mein Kampf ofzo, achterlijke kankermongool.

AP

Archief