Het is moeilijk kiezen tussen De Grote Twee van de Nederlandse literatuur. Als je aan het eind van de ochtend wakker wordt met een hoofd dat voelt alsof een tuinkabouter met een klophamer de binnenkant bewerkt en naast je een veulen, loops en lekker, ligt, snap je Reve wel. Na dagen gedisciplineerd en ascetisch doorwerken, waarbij je paginanummers in voetnoten invoegt, nauwgezet andermans werk controleert, op zoek naar die ene fout, hoe klein ook, om hem daarmee om de oren te slaan en weg te zetten als dilettant, als poseur, dan voel je je toch meer Hermans.
Op 29 januari 1988 verscheen een essay van W.F. Hermans in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad. Een kleine drieduizend woordjes. Kom daar heden ten dage nog maar eens om. Wij moeten het doen met de stukken van ‘schrijver’ Philip Huff, die Sylvia Witteman de maat neemt over seksisme. Nou voel ik niet de behoefte om die Magnum White op pootjes te verdedigen, maar dat Huffs oeuvre, bestaand uit verhalen over Praagse sletten en strakke kutjes, eerder doet denken aan kechs dan aan Bechdel moge duidelijk zijn.
Hermans’ stuk ging over het laatste Multatuli-jaar. In 1987 was Eduard Douwes Dekker honderd jaar dood. Een standbeeld van hem op de Torensluis werd onthuld door Beatrix, dat was het hoogtepunt van de viering. En hoe voorzag Hermans dat het in de toekomst zou gaan? ‘Hoogstens zal er ergens een saai praatje door een saaie professor worden gehouden voor een publiek van vijftig studenten die nog tentamen bij hem moeten doen. Niemand zal Multatuli meer voor zijn plezier lezen, niemand ambieert meer iets nieuws over de schrijver aan het licht te brengen. Zelfs een standbeeld hoeft niet meer te worden opgericht voor hem.’ Noem het pessimisme, noem het cynisme, noem het realisme: een voorspellende gave had de geoloog wel.
2020 was het eerstvolgende Multatuli-jaar. Hoewel dit jubileum een beetje was ondergesneeuwd door de meest invloedrijke Chinese uitvinding sinds het buskruit, waren er toch enkele feestelijke activiteiten. Op de website van het Multatuli Genootschap – kan je een van Nederlands belangrijkste schrijvers beter eren dan met de Engelse ziekte? – staan ze allemaal netjes op een rij. Wat heeft de Vereniging ten Behoeve van de Conservatie van de Erfenis van Neerlands Groôtste Schrijver, onder leiding van prof. dr. drs. ing. Elsbeth Etty, hoogleraar in de knip-en-plakkunde en Brezjnev van het recensentencorps, voor ons in petto?
Op 17 februari onthulde Prins Pils een gedenksteen in de Nieuwe Kerk, waarbij het Genootschap trots vermeldt dat de slippendragers van Blauw Bloed er een reportage over maakten.
Op 2 maart was er in de bibliotheek van Culemborg een Multatuli-gala en een schrijfwedstrijd. Om de Saïdjah en Adinda-bokaal in ontvangst te nemen moest de winnaar 250 woorden achter elkaar zetten.
Op 6 maart vertegenwoordigden Elsbeth Etty en Dik van der Meulen het bestuur van het Multatuli Genootschap op het Boekenbal.
Op 7 maart was ‘de Jaarvergadering van het Multatuli Genootschap in de Eggertzaal van De Nieuwe Kerk die in het teken staat van Eduard Douwes Dekkers 200ste geboortejaar’.
Op 9 maart praat Özcan Akyol over Eduard Douwes Dekker in zijn televisieprogramma Dwarse Denkers.
Op 11 maart gaf Dik van der Meulen een lezing bij de Volksuniversiteit Wageningen.
Bovenstaande activiteiten waren allemaal voordat er een pandemie in Nederland losbrak. Tijdens carnaval hoste men nog door de binnenstad van Den Bosch, de treinen stonden iedere morgen nog stampvol forensen, de enige corona die we toen kenden was dat smerige maisbier. En wat kreeg het Multatuligenootschap voor elkaar? Een avond met Van der Meulen voor drie zelfgebreide truien in Wageningen en Etty die verschijnt op een borrel in de Stadsschouwburg die ze zelf niet organiseert.
Gelukkig stopte daarna de wereld met draaien. Geen vliegtuigen meer in de lucht, knooppunt Hoevelaken was nog nooit zo verlaten. Gansch het raderwerk staat stil als de Chinese laboratoriumarm het wil. Dit is een teken, dacht Etty. Dit is het moment om te herpakken. De eerste drie maanden waren een proef, een try out, nu gaat het echte werk beginnen. Nu hebben we de tijd om een grandioos programma in elkaar te zetten, een festival voor Multatuli. Ik ben zo nieuwsgierig als een kind de dag voor zijn verjaardag, wat hebben ze allemaal georganiseerd?
Van 2 maart tot 29 mei was de ‘Multatuli tentoonstelling [sic] “ik wil gelezen worden” in de Erfgoedvitrine in de Universiteitsbibliotheek van de VU’. Helaas was de bibliotheek gesloten vanwege corona.
Van 15 juni tot 1 september kon iedereen, let op: iedereen, via de VU meedoen aan een project voor een nieuwe, experimentele uitgave van de Max Havelaar. Zo ontstond een handgeschreven lockdown-editie. Gelukkig zijn er ook vlogs van gemaakt, die staan op YouTube.
Op 13 december werd het boekje Multatuli en Marx in Brummen van Elsbeth Etty, uitgegeven door De Geiten Pers gepresenteerd in Hotel het Oude Postkantoor te Brummen.
Hoe zouden we deze festiviteiten kunnen samenvatten? Er was een expositie in een gesloten gebouw, een lezing in een nep-academie, een verplichte jaarlijks terugkerende vergadering van het Genootschap, er verscheen een boekje van achtentwintig pagina’s dat, volgens de website van het Genootschap, verkrijgbaar zou zijn bij een ‘groot aantal boekwinkels in het land’, maar waarvan ze bij Athenaeum nog nooit hebben gehoord, er was een schrijfwedstrijd met maar liefst veertien deelnemers, een groepsverkrachting van Multatuli’s bekendste werk, alias ‘experimentele uitgave’, met het toelatingsbeleid van Bevrijdingsdagfestival en een potpourri van uitgebraakte woorden als resultaat.
2021 is het W.F. Hermansjaar. Gelukkig heeft hij al die mooie straat naast de OBA. Ik verwacht niet veel van de feestelijkheden, maar de lage lat van het Multatuli-jaar wordt nog net gehaald. Ik kijk met grote schrik vooruit naar 2045, als hij vijftig jaar dood is.
TD