Boekverkoper Leo van de Wetering betreurt het op 24 augustus in De Morgen dat de honderdste sterfdag van Franz Kafka geen run op diens boeken teweeg heeft gebracht. Leo somt op welke boeken in dit Kafkajaar zijn verschenen – een nieuwe vertaling van het verzameld proza, de brieven en een biografie van Rüdiger Safranski – en hij had verwacht dat deze boeken ‘een nieuw lezerspubliek’ zouden aanboren. Zonder te googelen weet je dan dat Leo tot het cohort van de bevolking behoort dat bij Tiktok denkt aan een Vlaams televisieprogramma voor peuters, Doja Cat niet van Dua Lipa kan onderscheiden en meent dat Zwarte Piet gewoon zwart is van de schoorsteen, dus niet zo zeiken. Rüdiger Safranski, een naam als een zuur gezicht, is een Duitse filosoof, wereldberoemd onder bejaarde ingewijden vanwege zijn talkshow Das Philosopische Quartett, dat hij met obese schetenlater Peter Sloterdijk presenteerde. Iemand die in dit land wel eens van Safranski gehoord heeft, zal Kafka’s werk echt al wel kennen, en zit eerder in de fase van het opruimen en afstoten dan aanschaffen.

Leo van de Wetering verdient desalniettemin een standbeeld. Uiteraard googelde ik hem toch, en als ik het goed uitreken is hij over twee jaar vijftig jaar in dienst van boekhandel Donner, misschien wel de minst depressieve boekhandel van Rotterdam. Vijftig jaar in dienst van het boekenvak, dat in mijn kinderlijk uitgevallen fantasie nog altijd een wereld vol literatuur is, al weet ik heus dat het vooral om kook- en zelfhulpboeken gaat, liefst geschreven door televisielui die het van de symmetrie van hun gezicht en een Turkse implantatenboer moeten hebben. Je hebt als boekhandelaar twee mogelijkheden om, diep vanbinnen, nog iets van een gevoelsleven te handhaven: of je benadert boeken even rationeel als ieder ander product (‘Ik had ook kaas kunnen verkopen, maar het werd boeken,’ zei de eigenaar van een Delftse boekhandel tegen me toen ik daar werkte), of je krijgt bij iedere overbodige kookbijbel een verse laag eelt op je ziel, en blijf je tegen beter weten in hopen op een klant die iets literairs aanschaft – desnoods een scholier die per ongeluk een dichtbundel koopt omdat die zo lekker dun is.

Leo’s teleurstelling over de Kafkaverkoop lijkt me gerechtvaardigd. Een korte rondvraag onder mijn lezende vrienden of zij iets aan dit Kafkajaar gedaan hebben, leverde vrijwel louter ontkenningen op. Een langharige succesdichter meldde dat hij al een tijdje bezig is zijn woningbouwvereniging zo ver te krijgen iets te doen aan het ongedierte in zijn huis. Very Kafka indeed.

Ik denk dat er twee redenen zijn aan te wijzen voor het uitblijven van een Kafka- hausse. De eerste is meteen de onbegrijpelijkste. Nederland is als klein waterig landje ongelooflijk slecht in heel veel zaken – daarin verschillen we niet veel met landen die groter en droger zijn – maar in één ding blinkt het van oudsher uit: de boekdrukkunst. Je kunt (en moet) van alles aanmerken op de inhoud van de boeken, maar de productiekwaliteit van Nederlandse boeken is minstens van hetzelfde, en vaak van hoger niveau dan dat van landen met een veel grotere afzetmarkt. (Tenminste, totdat de concerns Singel Uitgeverijen en WPG Uitgevers sinds een jaar of twee hun meeste romans ineens weer op houthoudend en dus vergelend klotepapier gingen drukken.) De nieuwe vertaling van Verzameld proza van Kafka is godzijdank niet op zulk papier gedrukt, maar misschien nog wel storender: op bijna doorzichtig papier. Weinig dingen in het leven zijn irritanter dan de letters van de achterkant van deze en die van de volgende bladzijde door het papier heen te zien schemeren. Met papierdikte hoeft dat niets te maken te hebben; zelfs het veel dunnere bijbelpapier van de Franse Pléiadereeks is niet zo doorzichtig.

Je zou zeggen: een kleinigheid; deze onhandige papierkeuze van uitgeverij Athenaeum–Polak & Van Gennep weegt niet op tegen de kwaliteit van Willem van Toorns nieuwe vertaling. Maar is een kleinigheid waar je van het begin tot eind hoorndol van wordt nog wel een kleinigheid? Vraag het aan iemand met een zacht zoemend tinnitus. Het verzameld werk van de Poolse pornograaf Witold Gombrowicz (van de onverbiddelijke keukentafeluitgeverij IJzer) is om dezelfde reden ook al onleesbaar. Door het slopende, door urenlange masturbatiesessies onderbroken vertaalwerk zijn dit terecht dure boeken, maar vijf tientjes voor een boek waar je je onophoudelijk aan ergert is best veel geld, zelfs voor iemand die met zijn succesdebuut Het objectief enorm is binnengelopen.

De tweede oorzaak had Leo van de Wetering niet kunnen voorzien, evenmin als Jan Postma, die in De Groene Amsterdammer op 23 mei dit jaar een erudiet, gevoelig, geestig stuk schreef over de beroemdste hoerenloper en tbc’er van Oost-Europa. Een week na publicatie van Postma’s stuk onderging vertaler Van Toorn zijn eigen gedaanteverwisseling, een definitieve. Veel te vroeg, zo zullen ze ook op de publiciteitsafdeling van Atheneaum–Polak & Van Gennep gedacht hebben. Geen promotour, interview, ingezonden brieven, polemieken, televisieoptredens bij die vreemd uit zijn ogen loerende Deventenaar met die hoge stem.

Jan Postma, na Faye Reagan en Gerrit Hiemstra je favoriete redhead, constateerde weliswaar dat Tiktok een onafgebroken stroom liet zien van door meisjes geplaatste quotes uit Kafka’s liefdesbrieven, maar Gen-Z zou Gen-Z niet zijn als ze consequent zou handelen, dus werd er door deze nepdweperij geen boek extra verkocht.

Ondertussen wacht ik tot er een nietdoorschijnende versie van Van Toorns vertaling van Verzameld proza verschijnt, het liefst in de vormgeving uit de jaren negentig met de harde schreefloze letter, en behelp me tot die tijd met de nagelaten verhalen die de lijkenpikkers van Uitgeverij Koppernik uit een oudere editie plunderden.

M10

Archief